Kandidaten voor de prijs konden van 15 mei tot 30 juni inzendingen sturen naar de organisatoren van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek. De organisatie ontving 72 inzendingen, waarvan 32 essays en 40 recensies. De inzendingen werden anoniem voorgelegd aan de jury, bestaande uit Maria Barnas (schrijver, beeldend kunstenaar), Bernard Dewulf (journalist en kunstcriticus voor De Morgen), Edo Dijksterhuis (journalist en kunstcriticus voor het Financieele Dagblad), Barbara Visser (beeldend kunstenaar), Camiel van Winkel (publicist, lector kunstacademie Den Bosch) en onder voorzitterschap van Oscar van den Boogaard (schrijver).

De jury liet weten dat zij op meer eigenheid en eigengereidheid in stijl en denken had gehoopt. Een select aantal inzendingen werd echter positief ontvangen door de jury. Zij vond al snel overeenstemming over de beste stukken en besloot tot een beknopte shortlist met twee kandidaten in beide categorieën. Voor de categorie Essay werden Christophe Van Gerrewey en Bart Groenendaal genomineerd. Moosje Goosen en Christophe Van Gerrewey kwamen in aanmerking voor de categorie Recensie.

Het unanieme oordeel van de jury resulteerde in een verrassende dubbele winst voor Christophe Van Gerrewey. Zijn recensie Negeren is de grootste luxe, over de kunstenaarspublicatie Sonne, Mond und Sterne van het Zwitserse kunstenaarsduo Fischli & Weiss werd door de jury omschreven als een ‘prachtig helder en filosofisch geschreven stuk’. Van Gerrewey weet het omvangrijke boek, dat is samengesteld uit kleurige advertenties die het kunstenaarsduo uit West-Europese tijdschriften heeft gescheurd, beeldend en treffend te omschrijven, maar schetst tegelijkertijd ook de complexe verhouding tussen dit unieke kunstenaarsboek en de commerciële pers.

Het essay van zijn hand, getiteld De toekomst is die berg, neemt de lezer mee op een fascinerende zoektocht naar ‘het nieuwe’. Aan de hand van uitspraken van de Russisch-Duitse kunsttheoreticus Boris Groys en een ongelofelijke anekdote over een oud-leraar en ex-priester die zijn vrouw tijdens een reality tv-show aan een esthetische opknapbeurt onderwerpt, verwondert Van Gerrewey zich over het feit dat de driedimensionale ruimte waarin de kunst beleefd wordt in ‘zijn eigen schedelpan gevormd’ kan worden en constateert hij dat ‘het nieuwe’ vooral een ruimtelijk begrip is en niet op een horloge afleesbaar is.
De jury was dermate onder de indruk van zijn persoonlijke, intelligente en bevlogen stukken dat zij besloot hem met zowel de prijs voor het beste essay als met de prijs voor de beste recensie te belonen.
Christophe Van Gerrewey studeerde architectuur aan de Universiteit van Gent en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Leuven. Hij publiceerde fictie en non-fictie in tijdschriften als DWB, De Witte Raaf, OASE en De Architect. Recente boeken van zijn hand zijn onder meer Reality without restraint. Bathtime in the Villa dall’Ava (2005), Moderne Tijden (2007) en Ruskin. Een reisverhaal bij het werk van Office Kersten Geers David Van Severen (2007). Hij is als onderzoeker en docent verbonden aan de Vakgroep Architectuur & Stedenbouw van de Universiteit Gent en aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen.

De jury hoopt dat de nadruk die de prijs op de noodzaak van goede kunstkritiek legt, haar vruchten afwerpt en een impuls geeft aan het vakgebied. Zoals Van den Boogaard stelt in het juryrapport:
“De kunstcriticus heeft een te belangrijke rol te spelen, hij kan de brug zijn tussen kunstwerk en toeschouwer, de kunst ontsluiten voor de rest van de wereld. Hij kan opvoeden, enthousiasmeren, verbazen. Kunst moet gespiegeld worden, zonder hen verliest de kunst haar glans.”

De winnende artikelen werden op 10 oktober en 15 oktober gepubliceerd in respectievelijk het NRC Cultureel Supplement en Knack en zijn te lezen op www.jongekunstkritiek.net.