In de tentoonstelling Huttenlocher, Lasker, Van Merendonk, toonde Witte de With werken van drie schilders tegelijkertijd, verspreid over twee verdiepingen, in acht zalen.

Britta Huttenlocher (1962, Chur, Zwitserland), Jonathan Lasker (1948, Jersey City, New Jersey, Verenigde Staten) en Jos van Merendonk (1956, Tilburg, Nederland) – kunstenaars uit verschillende generaties en invloedssferen – kenden elkaars werk tot de tentoonstelling in Witte de With niet, of nauwelijks. Toch hebben ze met elkaar gemeen dat ze zich bezig houden met de verdere ontwikkeling van een schilderkunst, die balanceert tussen abstractie en figuratie en bovendien gekenmerkt wordt door een zuiver zichtbaar ruimte-vlak, dan wel door de ontkenning van verticaliteit: het lijkt alsof in plaats van de raamvorm in hun werk een ondoorzichtig, horizontaal of schuinvallend vlak verschijnt, waarop gegevens worden ingeschreven. Dat zou dan de leesbaarheid zijn, die geen taal inhoudt, maar zoiets als de orde van het diagram, de leesbaarheid die de zichtbaarheid aanvult en soms zelfs vervangt.

Ter gelegenheid van de tentoonstelling verscheen de catalogus Huttenlocher, Lasker, Van Merendonk met een essay van de Nederlandse kunsthistoricus Carel Blotkamp, waarin hij zich, aan de hand van de geschiedenis van de abstracte schilderkunst, afvraagt of er ooit een crisis in de schilderkunst geweest is.